Zoek bijvoorbeeld naar een activiteit of pagina

Binnen het programma Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK) komt er steeds meer aandacht voor het mbo. Tegelijkertijd merken we dat het culturele veld vaak geen duidelijk beeld heeft van deze doelgroep.  Op deze pagina willen we inzicht geven in de structuur en diversiteit van het middelbaar beroepsonderwijs. Want het mbo is geen homogene doelgroep. Studenten verschillen in leeftijd, opleidingsniveau, achtergrond en leerroute. Dat vraagt om maatwerk in culturele programma’s. Door beter te begrijpen hoe het mbo werkt, kunnen culturele instellingen gerichter samenwerken met scholen en programma’s ontwikkelen die écht aansluiten – zonder te streven naar ‘één programma voor het hele mbo’. 

Hieronder zetten we de technische basisinformatie op een rij.  

Lees hier meer over cultuureducatie in het mbo

Hoeveel studenten volgen mbo in Noord-Brabant?

In schooljaar 2020 volgden ruim 78.000 studenten een mbo-opleiding in Noord-Brabant. Voor het schooljaar 2024/2025 wordt dit aantal geschat op ongeveer 68.000 studenten. Deze daling van zo'n 10.000 studenten komt onder andere door demografische veranderingen, zoals de afname van het aantal jongeren, én doordat jongeren vaker kiezen voor andere onderwijsvormen zoals havo, vwo of hbo. 

Ter illustratie: met een provinciale bevolking van ongeveer 2,6 miljoen mensen (CBS, 2023) vormen mbo-studenten circa 2,6% van de totale bevolking van Noord-Brabant. In de leeftijdsgroep 15–25 jaar ligt dat percentage natuurlijk een stuk hoger.

Studenten in het mbo kunnen kiezen uit twee leerwegen: 

BOL (beroepsopleidende leerweg): Dit is een voltijdopleiding waarbij studenten het grootste deel van hun tijd op school zitten, afgewisseld met stages in het werkveld. De stage (ook wel beroepspraktijkvorming, BPV) vormt een belangrijk onderdeel van de opleiding. 

BBL (beroepsbegeleidende leerweg): In deze deeltijdvariant werken studenten minimaal drie dagen per week bij een erkend leerbedrijf en gaan ze één dag naar school. Deze route is vooral populair bij studenten die al werken, willen doorgroeien, of zich laten omscholen. 

Daimy Coolen

Diversiteit

De mbo-populatie is zeer divers. Jongeren van het vmbo stromen vooral in via de BOL-route. Volwassenen kiezen vaker voor BBL, bijvoorbeeld om zich naast hun werk verder te ontwikkelen. De gemiddelde mbo-student in Nederland is 21 jaar oud, maar binnen het mbo zijn studenten te vinden van 15 tot ver in de 50. 

Hieronder een overzicht van leeftijd en leerweg (landelijke cijfers): 

Leeftijdscategorie 

% BBL 

% BOL 

t/m 15 jaar 

0,5% 

5,3% 

16 jaar 

7,6% 

53,6% 

17 jaar 

13,5% 

75,5% 

18 jaar 

14,3% 

68% 

19 jaar 

12,9% 

48,7% 

20–22 jaar 

26,9% 

58,4% 

23 jaar en ouder 

64,5% 

20% 

Aantal studenten

In stedelijke gebieden zoals Tilburg, Eindhoven, Breda en Den Bosch heeft inmiddels meer dan 30% van de bevolking een migratieachtergrond. Deze culturele diversiteit zie je ook terug in het mbo. Studenten brengen een breed scala aan culturele perspectieven, ervaringen en talen mee in de klas. Voor het onderwijs én voor culturele instellingen is het belangrijk om hier bewust mee om te gaan. Dat betekent oog hebben voor toegankelijkheid, representatie, inclusie en het bouwen aan een leer- en leefomgeving waarin álle studenten zich herkennen en ontwikkelen. Culturele programma’s die zich richten op het mbo doen er goed aan om rekening te houden met deze diversiteit in achtergrond, taal, cultuur en belevingswereld. 

De vier mbo-niveaus uitgelegd

Het mbo kent vier opleidingsniveaus, elk met een eigen doelgroep, leerstijl en toekomstperspectief.  

Niveau 1 – Entreeopleiding 

Voor studenten zonder diploma (bijvoorbeeld met een getuigschrift van het  praktijkonderwijs of vmbo zonder diploma). De focus ligt op basisvaardigheden, zelfredzaamheid en voorbereiding op de arbeidsmarkt of doorstroom naar niveau 2. 

Culturele programma’s voor deze groep vragen om laagdrempeligheid, herkenbaarheid en begeleiding op maat. 

Niveau 2 – Basisberoepsopleiding 

Praktijkgericht leren voor uitvoerende beroepen, zoals assistent in de zorg of logistiek. Vaak gekozen door studenten met een vmbo-bb diploma. 

Studenten op dit niveau leren vooral door doen. Actieve en ervaringsgerichte cultuurvormen sluiten hier goed bij aan. 

Niveau 3 – Vakopleiding 

Bereidt studenten voor op zelfstandige uitvoerende beroepen, zoals kok, kapper of beveiliger. In- en doorstroom vanuit vmbo-kb of niveau 2. 

Studenten zijn meer zelfstandig en vakgericht. Culturele programma’s kunnen hier vakinhoudelijk verdiepend werken. 

Niveau 4 – Middenkaderopleiding 

Voorbereiding op leidinggevende functies of doorstroom naar het hbo. In- en doorstroom vanuit vmbo-tl, gl of niveau 3. 

Studenten zijn vaak zelfstandig, reflectief en ambitieus. Cultuur kan hier worden ingezet als middel voor persoonlijke ontwikkeling of verdieping binnen het vakgebied. 

Specialistenopleiding (niveau 4, post-niveau 3) 

Voor studenten met een afgerond diploma op niveau 3. Ze specialiseren zich verder in een vakgebied, zoals patisserie, animatie of podiumtechniek. 

Deze studenten zijn vaak sterk gemotiveerd. Culturele partners kunnen inhoudelijk de diepte in gaan, bijvoorbeeld door samen te werken aan projecten met echte opdrachtgevers. 

Doorstroom en flexibiliteit

Een van de krachten van het mbo is de flexibiliteit. Studenten kunnen indien gewenst stap voor stap doorgroeien tot niveau 4, en zelfs doorstromen naar hbo. Soms komt een student via de entreeopleiding binnen en eindigt uiteindelijk op het hbo. Deze doorstroomroute – ook wel ‘stapelen’ genoemd – betekent dat studenten van uiteenlopende leeftijden en achtergronden bij elkaar in de klas kunnen zitten. 

Van havo naar mbo: ook dat kan 

Hoewel veel havisten direct naar het hbo gaan, kiezen sommigen bewust voor het mbo. Bijvoorbeeld omdat ze liever praktisch leren of eerst werkervaring willen opdoen. Met een overgangsbewijs van havo 3 naar 4 kun je instromen op mbo niveau 4. Met een volledig havo-diploma kun je ook starten op mbo niveau 4 – en daarna alsnog naar het hbo. Dit maakt dat mbo-studenten op niveau 4 in veel opzichten vergelijkbaar zijn met hbo-studenten in aanleg, maar vaak een meer praktijkgerichte leerstijl hebben. 

Doorstroom en flexibiliteit

Tips voor het vormgeven van culturele programma's voor deze doelgroep

Het mbo is een enorm diverse onderwijssector. Er zijn geen ‘mbo-leerlingen’, maar mbo-studenten, met een grote variatie in: 

  • Leeftijd (15 tot boven de 30) 
  • Culturele en sociaaleconomische achtergrond 
  • Opleidingsniveau en zelfstandigheid 
  • Sector of beroepsrichting 
  • Leerweg: BOL (voltijd met stages) of BBL (werken en leren) 

Een student verpleegkunde op niveau 4 is fundamenteel anders dan een student logistiek op niveau 2 of een student entree zonder diploma. Wie culturele programma’s ontwikkelt voor ‘het mbo’, doet er dus goed aan om te differentiëren: 

  • Sluit aan op het niveau: denk aan taalgebruik, begeleiding en leervorm. 
  • Houd rekening met de sector: een opleiding zorg, techniek of podiumkunst vraagt elk om een andere benadering. 
  • Pas aan op de leeftijd en achtergrond van studenten. 
  • Kies voor praktische of ervaringsgerichte werkvormen – daar leren mbo-studenten het meest van. 

Wie cultuur wil inzetten in het mbo, heeft te maken met een breed palet aan studenten. Dat is uitdagend, maar biedt ook veel kansen. Door goed te begrijpen wie de student is, en waar zij in hun leerroute zitten, kun je écht impact maken. Niet door grootschalig en generiek te werken, maar juist door te verbinden, verdiepen en afstemmen. 

Lees hier meer over cultuureducatie in het mbo