De komende drie weken vertelt Arne van Vliet, managing director van Europees adviesbureau voor cultuur BECCA Europe, over zijn ervaringen met het Europees cultuurbeleid en over Europese financiering voor culturele projecten. Deze week: Europese financiering voor culturele projecten.
Geschreven door Arne van Vliet
Vorige week gaf ik een training in Amsterdam over het hoe en wat rond subsidie aanvragen bij de Europese Unie. Al bij de kennismaking verzuchtte een deelnemer: 'misschien moeten we er maar helemaal niet aan beginnen'. Die gedachte hoor ik vaker, zeker bij organisaties die nog weinig of geen ervaring hebben met het zoeken naar de juiste Europese programma's, regelingen en oproepen tot voorstellen ('Calls for Proposals', onthoudt die term). Het kan behoorlijk ontmoedigend zijn om het internet op te gaan op zoek naar een 'Europees potje' waar naar verluidt zoveel te halen zou zijn. Zelf startte ik ook from scratch in mijn eerste onderzoeksopdracht voor een cultureel samenwerkingsproject tussen Nederland en Marokko. Uren dwaalde ik door de vele webpagina's die de EU rijk is en met tientallen tabbladen geopend raakte ik af en toe de draad volledig kwijt. Inmiddels heb ik de logica ontdekt in de Europese financieringsmechanismen, want die is er zeker. Hieronder volgen een paar tips die helpen de bomen in het Europese financieringsbos te zien. Het kan behoorlijk ontmoedigend zijn om het internet op te gaan op zoek naar een 'Europees potje' waar naar verluidt zoveel te halen zou zijn.
Europese financiering: the basics
De logica begint bij het inzicht dat er grofweg twee categorieën Europese financieringsprogramma's zijn: decentrale en rechtstreekse. Het is namelijk zo dat het overgrote deel van het Europese budget wordt uitgegeven door de lidstaten zelf. Zo'n 80% van het Europese budget (van ongeveer 150 miljard per jaar) wordt via de zogenoemde Structuur- en Investeringsfondsen besteed. Deze worden beheerd door nationale of regionale overheidsinstanties, niet door de Europese Commissie in Brussel. Handig om te weten is dat bij de decentrale fondsen veel minder focus ligt op de zogenoemde ‘Europese dimensie', oftewel het aantal Europese samenwerkingspartners, in hoeverre een project ingaat op een Europabrede problematiek en of het economische verschillen tussen lidstaten verkleint. Bij de rechtstreekse programma's is de Europese dimensie veel meer van belang. Hier is het Creative Europe Programma een voorbeeld van, het financieringsprogramma voor de culturele en creatieve sector. Maar bijvoorbeeld ook het programma voor onderzoek en innovatie, Horizon2020 wordt door de Europese Commissie zelf beheerd, en zo zijn er nog een (groot) aantal. De Europese Unie werkt in zevenjarige cycli. Om de zeven jaar worden er nieuwe programma's ontwikkeld -zowel decentraal als rechtstreeks- die het budget vastzetten en in grote lijnen de prioriteiten bepalen voor de jaren die komen gaan. Op dit moment zitten we in de cyclus 2014-2020, met beleidsfocus “smart, sustainable and inclusive growth”. Dat klinkt net zo breed als het is, wat een gevolg is van de moeilijkheid om met 28 lidstaten een gemeenschappelijke agenda op te stellen. Op dit moment, begin 2016, wordt al nagedacht over de toekomstige programma's voor 2021-2027. Terwijl de politieke en maatschappelijke realiteit in Europa vooral de krant haalt en er veel onzekerheden zijn, gaat de beleidsontwikkeling gewoon door. Dit geldt dus ook voor het Europees cultuurbeleid. Met een beetje geluk (en lobby) zal er in 2021-2027 meer aandacht voor komen voor de culturele en creatieve sector, net als in deze periode ten opzichte van de vorige. Producties van culturele uitingen worden nauwelijks gesteund, projecten gericht op distributie, netwerkvorming en mobiliteit des te meer.
Speerpunten voor cultuur
Het budget voor het huidige Creative Europe programma voor de culturele en creatieve sector is namelijk met 9% gegroeid ten opzichte van zijn voorlopers. Meer dan de helft hiervan is bestemd voor de Europese filmsector (56%), ongeveer 30% gaat naar de (andere) culturele sectoren en de rest naar crosssectorale activiteiten. Ik schreef in het vorige artikel al dat het budget heel anders wordt verdeeld dan op nationaal niveau. Producties van culturele uitingen worden nauwelijks gesteund, projecten gericht op distributie, netwerkvorming en mobiliteit des te meer. De intentie is om met het beperkte budget (zo'n 210 miljoen per jaar) zoveel mogelijk grensoverschrijdende culturele activiteiten te financieren. Daarbij houdt de EU zich verre van artistieke criteria. De focus ligt op capaciteitsopbouw, mobiliteit en publieksbereik, waarbij beoordeeld wordt op relevantie, kwaliteit van de samenwerking en verspreiding van de resultaten. Dit betekent dat de EU het belangrijk vindt om projecten te ondersteunen die groot bereik en/of veel impact hebben. Dit kan echter meerdere invullingen krijgen. Zo zijn er grote Europabrede initiatieven zoals EuropaCinemas (filmcirculatie) en het European Talent Exchange Programme (mobiliteit van popartiesten). Maar ook ‘kleine' samenwerkingsprojecten in kunstniches zoals fotografie of sculptuur worden gesteund, omdat die een relatief grote impact hebben binnen hun Europese werkveld.
Waar te beginnen
Het Creative Europe Programma is specifiek bedoeld voor de culturele en creatieve sector, maar voorbij Creative Europe zoeken naar EU financiering is vaak lastiger. In de verdere zoektocht voor culturele organisaties of projecten helpt het om de twee basics (decentraal-rechtstreeks, zevenjarencycli) in het achterhoofd te houden. Heeft het project een Europese dimensie? Zo niet, dan heeft het weinig zin om bij de rechtstreekse programma's te kijken, maar liggen er wellicht kansen bij de structuur- en investeringsfondsen. Kijk ook of het onderwerp/thema van het project of de visie van de organisatie aansluit bij een van de zevenjarige programma's, waarbij het hoofdthema leidend is. Is het een onderwijsorganisatie die iets met cultuur wil doen? Starten met onderwijs, en zoek dan op cultuur. Is het een toerismeproject met aandacht voor cultureel erfgoed en lokale werkgelegenheid? Starten bij toerisme, dan de andere thema's. Enzovoort. Door een bredere invulling te geven aan 'cultuur' zijn er raakvlakken met sociale cohesie, onderzoek en innovatie, werkgelegenheid, onderwijs, vestigingsklimaat, regionale ontwikkeling, toerisme, ontwikkelingssamenwerking, en daarmee met een behoorlijk aantal EU programma's. En als er geen kansen zijn: dat is ook nuttig om te weten.
Tegenwoordig staan er als ik een EU-subsidiescan maak maar een paar tabbladen open. Door gericht te zoeken volgens de logica die ik hierboven uiteen heb gezet is redelijk snel te vinden wat de EU-mogelijkheden voor culturele projecten zijn. En wat te doen als je een geschikte 'Call for Proposals' hebt gevonden? Dat volgt in het laatste artikel van dit drieluik over Europese financiering voor cultuur.